Nachttheater, door Vikram Paralkar
Zolang er vertellers zijn geweest, zijn er verhalen geweest over het opwekken van de doden. Osiris. Lazarus. Avengers: Eindspel. De bijdrawge van dit jaar aan de canon is het “fablelike” Night Theatre van Vikram Paralkar. Daarin ordt een naamloze chirurg die in een arm, afgelegen dorp in India werkt, bezocht door een gezin van drie die onlangs zijn vermoord en zijn hulp nodig hebben om voorgoed weer tot leven te komen. Paralkar is zelf arts-wetenschapper en zijn roman peilt naar filosofische vragen over sterfte, menselijkheid en de grenzen en mogelijkheden van medische interventie. In het verleden vergeleken met zijn idool Jorge Luis Borges, lijkt er geen betere auteur dan Paralkar om het raadsel van limbo aan te pakken, en al het bloederige wonder dat dit met zich mee kan brengen.
Cleanness, door Garth Greenwell
Om de zoveel tijd lees ik een boek waar ik zoveel van hou, koop ik een tweede exemplaar – met de bedoeling het weg te geven – zodra ik mijn eigen boek af heb. Het debuutvan Garth Greenwell in 2016, What Behongs to You, was zo’n boek voor mij. Cleanness, zijn langverwachte opvolger, speelt zich eveneens af in Sofia, Bulgarije, waar een Amerikaanse leraar zich voorbereidt om terug te keren naar de staten (Kirkus schrijft dat de verteller van Cleanness “hetzelfde naamloze personage lijkt te zijn dat heeft verteld” Wat behoort jou toe ” , hoewel het op zichzelf staat). Seks, sadomasochisme en de zoektocht naar verbinding worden hier allemaal onderzocht in de kenmerkende, aangrijpende, smachtende stem van Greenwell en vormen een waardig voorbeeld van wat de autofictiebeweging in staat is.
Uncanny Valley, door Anna Wiener
Als je deze winter een groot ‘it’-boek zou kunnen vastleggen, zou het Uncanny Valley zijn, een memoires over de roekeloze en meteorische inflatie van de startup-bubbel begin 2010. In de handen van iemand anders kan een dergelijk onderwerp insider-y en droog zijn; Anna Wiener weet het, want ook zij was ooit een van ons buitenstaanders. Het memoires begint met Wiener niet in Californië, maar in Brooklyn, waar ze pendelt naar een baan als een overwerkte en onderbetaalde literaire assistent, al die tijd “zich niet bewust van Silicon Valley en tevreden”. Maar al snel wordt ze ondergedompeld in de brosse cultuur van San Francisco rond 2013, waar ze werkt voor een e-book startup en ellebogen wrijft met “nieuwe vrienden, collega’s en verliefdheden” die “snel en rustig hun eerste miljoenen hadden verdiend” terwijl ze nog ‘aan het drinken was in duikbars met vrienden uit de uitgeefindustrie, klagen over onze onmogelijke toekomst.’ Levendig en humoristisch, maar gewogen met het vreselijke besef dat dit in feite de wereld is waarin we nu leven, is Uncanny Valley in gelijke mate sappig en angstaanjagend.